donderdag 6 januari 2011

Wraak is zoet. (1)

Met een toenemend schuldgevoel drukte Elizaveta voor de derde keer de wektoon van haar repeteerwekker uit. Gisteravond had ze al geen zin om de volgende ochtend op te staan. Die “volgende” ochtend was inmiddels aangebroken, zo had de wekker haar willen doen geloven in elk geval, en niets, maar dan ook helemaal niets heeft in de tussentijd haar gevoel kunnen veranderen. Deze ochtend was en bleef een “getver” ochtend.
Tenminste twee keer per jaar overkwam haar dit gevoel in ieder geval. Want zo vaak, of zo weinig -net hoe je het wilt zien-, kwam ze per jaar bij haar tandarts voor een reguliere gebitscontrole.
En hoewel haar gebit de laatste jaren helemaal in orde was en er behoudens wat tandsteen verwijderen niets aan hoefde te gebeuren, bleef ze een hekel hebben aan het tandartsbezoek.
De voornaamste reden, dacht ze, was gelegen in het feit dat toen ze nog in haar geboorteland Rusland woonde, een bezoek aan de tandarts per definitie betekende dat er iets met je gebit aan de hand was. En dat “iets” ging dan ook meestal gepaard met pijn. Dus toen ze voor de eerste keer met haar toenmalige Nederlandse man samen naar de tandarts ging snapte ze eigenlijk niet waarom ze gingen.
D’r was op dat moment niets met haar gebit aan de hand. Maar omdat ex-manlief toch had aangedrongen was ze meegegaan. Ze verdacht hem er toen al van dat hij zijn Russische bruid (haar dus) vooral voor de sier had gehuwd. Iets waar ze later gelijk in had gekregen.
De tandarts had een sanering van haar gebit voorgesteld en met lood in de schoenen had ze daarvoor diverse bezoeken aan de tandarts af moeten leggen.
Elizaveta was nu wel heel trots op haar gebit, dat wel, maar zag nog steeds op tegen de halfjaarlijkse bezoekjes die ze ook na de scheiding was blijven afleggen.
Met tegenzin kwam ze toch maar uit bed en stapte onder de douche. Na zich gedoucht, afgedroogd en aangekleed te hebben, probeerde ze wat te eten. Brood stond haar tegen maar wat yoghurt met vruchten kreeg ze wèl naar binnen. Tot slot, voor ze de deur uit ging, poetste ze haar tanden en kiezen nog een keer heel zorgvuldig.

Een paar minuten eerder dan de afgesproken tijd arriveerde ze bij het monumentale pand aan de rand van het stadscentrum waar de tandartspraktijk gevestigd was. Dat er een handgeschreven kartonnen kaartje aan de deur hing viel Elizaveta pas op toen haar hand richting deurknop ging.
“Melden op nr. 10 a.u.b.” stond er geschreven, met daaronder een pijl naar rechts.
De praktijk was op nummer 12, dus het naastgelegen pand was ongetwijfeld nummer 10.
Enigszins mopperend dat ze haar best wel even van te voren hadden mogen informeren over deze situatie liep Elizaveta naar het naastgelegen pand.
Even overwoog ze om niet naar binnen te gaan, maar van de andere kant was ze nu juist een béétje gewend geraakt aan de tandarts bezoekjes, en als ze een keer zou overslaan, zou het de volgende keer juist weer moeilijker zijn om te gaan.
Met dat in gedachte stapte ze het pand op nummer 10 binnen.

Zo netjes als de praktijk was waar ze altijd kwam, zo smerig was het in het pand op nummer 10. Elizaveta stond in een grote hal. Vòòr haar liep een gang naar de achterzijde van het pand. Links en rechts van de hal liep een halfronde trap naar een bordes boven de ingang van de gang.
Het was duidelijk dat dit pand vroeger aan een welgestelde familie had toebehoord, maar zo te zien had het tot voor kort leeg gestaan, misschien wel jaren achtereen.
Ze liep voorzichtig in de richting van de gang. Iedere stap die ze deed galmde door de kale ruimte. Aan het begin van de gang bleef ze staan en keek de gang in terwijl ze luisterde of ze ook stemmen hoorde.
Links en rechts kwamen een aantal deuren op de gang uit, maar alle deuren waren gesloten waardoor de gang ook nog eens donker aan deed.
Het was er akelig stil, zo stil, dat toen ze het zich realiseerde, ze kippenvel op haar armen kreeg.
‘Hallo?!’ riep ze maar eens in de hoop op een reactie vanuit een van de aan de gang grenzende kamers.
Maar het bleef er stil, en donker.
Ze vloekte een keer binnensmonds, in het Russisch, en draaide zich om om terug te lopen naar de voordeur.
Op dat moment hoorde ze verderop in de gang een deur open gaan. Over haar schouder keek ze achterom en zag vanuit een van de deuropeningen een reep helder licht de gang in schijnen. Licht met een kleur zoals dat van de lamp die boven de behandelstoel hangt.

Nog een beetje mopperend liep Elizaveta naar de deuropening en stapte voorzichtig de ruimte binnen. Het heldere licht leek haar precies in haar gezicht te schijnen wat haar vreselijk hinderde.
'Hallo?' zei ze.
Geen reactie.
Ze was net van plan om het nog een keer te zeggen toen iemand van achteren een doek met een stinkende vloeistof met kracht tegen haar neus en mond drukte.
Een sterke arm greep haar vast en drukte haar lichaam alle met kracht tegen zich aan, waardoor alle lucht uit haar longen werd geperst. Pas toen de arm iets ontspande kon ze weer inademen, maar niet zonder die vieze lucht in te ademen.
In blinde paniek begon Elizaveta te schreeuwen en met haar benen te schoppen. Haar armen kon ze niet gebruiken. Ook die zaten klem in de greep van de -ongetwijfeld- mannenarm die maar door ging om haar het ene moment de lucht uit haar longen te persen en haar dan weer kort liet inademen.

Beetje bij beetje ontnamen de ingeademde dampen haar de kracht om zich te blijven verzetten. Het witte licht leek wel te gaan trillen, alsof je naar golfjes in het water keek. Toen werd het licht zwakker en zwakker tot het uit ging en er alleen duisternis overbleef. Een kille, stinkende duisternis.
De “sterke arm” van haar ex-man liet haar slap geworden lichaam voorzichtig op de grond glijden terwijl hij met één hand een doek met chloroform op haar mond en neus bleef drukken.
‘Nou heb ik je, bitch’, mompelde hij tevreden.

-.-.-.-.-.-.-.-

Geen opmerkingen:

Een reactie posten