maandag 28 december 2015

Kerst 1999

Onlangs vroeg Marjon Sarneel schrijvers om in maximaal 150 woorden een diep verstopte, persoonlijke kerstherinnering te beschrijven. Hier mijn inzending.

Eerste kerstdag 1999.

We waren druk. Wilden op weg naar een verjaardag van een familielid nog langs het ziekenhuis. Schoonmoeder was een paar dagen eerder opgenomen. Het vooruitzicht dat zij daar de kerstdagen door moest brengen en dat zij pijn had, beviel ons niet natuurlijk. Ze was kwiek geweest, die ochtend in het ziekenhuis. Voelde zich goed, was zelfs even uit bed geweest. Toen wij kwamen was ze moe, maar nog steeds goed van zin.

Op weg naar de jarige, want ja ook op eerste kerstdag zijn er mensen jarig, waren wij nog hoopvol, dat schoonmams dan misschien met oud-en-nieuw wel weer thuis kon
zijn. De feestelijkheden hadden nauwelijks een aanvang genomen of er kwam een telefoontje van het ziekenhuis. Het ging opeens toch niet zo goed met schoonmama als aanvankelijk het geval was.

Voor het einde van de dag had schoonmoeder de ogen gesloten, om ze daarna nooit meer open te doen.

© Thislexy, 2015.

maandag 21 december 2015

Inzending 'Zeer Kort Verhaal' schrijfwedstrijd Bibliotheek Idea

Een nieuwe start?

Een roestige vrachtboot deint misselijkmakend op de golven van de Middellandse Zee. Honger en dorst hebben bezit genomen van de honderden vermoeide passagiers. Het schip stinkt naar stookolie, uitwerpselen en braaksel. De stampende scheepsmotor wordt overstemd door de schelle stemmen van angstige vrouwen, jammerende kinderen en een kakofonie aan mannenstemmen,
die elkaar chaotisch en tegenstrijdig commanderen.
Rond middernacht worden de roddels werkelijkheid; de rubberboten gaan te water. De uit de kluiten gewassen boten lijken niettemin eierdopjes, vergeleken met de freighter. De nacht heeft niet alleen duisternis gebracht, maar ook wind, véél wind. De mannen moeten vechten tegen de elementen om alle boten in het zoute water voor de Griekse kust te krijgen.

Odelia heeft haar dochter Kabibe in een doek gewikkeld en houdt het kind krampachtig tegen haar aan. Samen met de anderen is zij op de bodem van ‘hun’ grote grijze opblaasboot gaan zitten.
Golf na golf slaat over de rand. Mannen en kinderloze vrouwen hozen het water onophoudelijk terug de meedogenloze zee in. Achterin de boot bedient Mansour, man van Odelia, vader van Kabibe,
de buitenboordmotor en stuurt daarmee het overbelaste vaartuig in de richting van de reddende kust. Telkens als hij “Hoofd omlaag!” schreeuwt, duiken zijn doorweekte medereizigers met hun hoofd naar beneden en trotseren een nieuwe aanval van de woeste zee. Kabibe bekijkt het schouwspel met grote angstige ogen. Nauwelijks herkent het jonge meisje nog haar liefhebbende vader in de commanderende stuurman.

Maar dan… Dan hebben ze héél eventjes oogcontact en ziet zij hem naar haar lachen, alsof hij zeggen wil: “Het komt goed, lieve schat. Vertrouw op mij.”
Net als zij naar haar papa wil roepen dat zij van hem houdt, beukt een nieuwe golf tegen hun boot. Van schrik knijpt Kabibe haar ogen dicht.
“Hoofd omlaaaag!” hoort zij nog.
De ronde boeg wordt meters de lucht in gekatapulteerd. Met een klap smakt de boot terug op het onstuimige water. Als Kabibe haar ogen weer opent is de plaats achterin de boot leeg.
“Mansour!! Mansour!!” krijst haar moeder hysterisch, terwijl een van de andere mannen gehaast het sturen op zich neemt.

De warmte van het Griekse strandzand staat in schril contrast met de koude in Kabibe’s jonge hart. Haar vader’s laatste woorden en zijn eerdere belofte “we maken een nieuwe start”, echoën nog na in haar verwarde hoofd, terwijl een reddingswerker een droge deken om haar natte lijfje slaat.

© Thislexy, 2015.

maandag 7 december 2015

Thewa #6 : Eindejaarsfeest

Eigen risico

“Ik ga naar bed,” zegt mijn man plotsklaps terwijl hij opstaat.
“Wat??”
De wijn heeft òf mijn gehoor, òf mijn bevattingsvermogen aangetast lijkt het.
“Ik ga naar boven. Naar bed. Slapen,” verduidelijkt hij, overdreven articulerend.
“Maar het vuurwerk straks dan?”
“Kan me gestolen worden. Ik slaap er wel doorheen.”
Hij verlaat de kamer, mij enigszins verbouwereerd achterlatend. Zelfs een welterusten-kus moet ik ontberen.
“Nou, gezellig,” mopper ik zachtjes, terwijl ik nòg maar eens een wijntje voor mijzelf inschenk.
Als ik uitgemopperd ben, vult alleen het geluid van de tv de huiskamer nog een beetje. Met een rood toetsje op de afstandsbediening, leg ik het apparaat stilletjes het zwijgen op. Straks, om middernacht, zal het wel weer even lawaaierig zijn, maar nu heerst er een soort stilte-voor-de-storm-stilte. Nederland zit thuis. Voor de tv waarschijnlijk, misschien nog aan tafel, met het gezin, met vrienden, familie of kennissen.
Ik niet.
Ik zit alleen in de woonkamer. Boven hoor ik mannetje’s voetstappen nog een paar keer tussen de slaapkamer en de badkamer heen en weer pendelen. Daarna wordt het pas echt stil in huis.
Ergens kan ik mij zijn besluit ook wel voorstellen. Afgelopen jaar was niet het beste van ons inmiddels lange huwelijk. De sjeu is er behoorlijk wat van af. Ik heb wensen, op seksueel gebied, die mijn man niet voor mij kan vervullen. Dat frustreert mij en daardoor voelt hij zich tekortschieten. Er rustig, als volwassenen, met hem over praten is en blijft een utopie.
Ik doe de verlichting in de woonkamer uit, sla alle wijn die in mijn glas zit achterover en ga op de bank liggen met een fleecedeken over mij heen. In gedachten laat ik het afgelopen jaar nog een keer de revue passeren. De sleur van het dagelijkse bestaan, de irritante gewoontes van mannetje, het achterstallige onderhoud aan onze woning, de ‘verrassing’ van de belastingdienst omdat die slapende Jodokus boven, een belastingformulier verkeerd ingevuld had. Van alles gaat er door mijn hoofd, om chagrijnig en moedeloos tegelijk van te worden.

Zodra de eerste vuurwerk knallen, achter huis, de ramen van de woonkamer doen trillen, zit ik rechtop op de bank. Was ik toch zelf ook ‘even’ in slaap gevallen zeg. Ik sta op en ga voor het raam staan. Vanuit de woonkamer heb ik zicht op het grasveldje en een pleintje dat de huizen in onze straat met elkaar verbindt. Een aantal mensen, mannen over het algemeen zo te zien, staan vuurwerk af te steken. Een van de silhouetten herken ik uit duizenden, als ‘hij van nummer zeven’. Heb geen idee hoe die man heet, maar ik weet des te beter hoe hij eruit ziet. Likkebaardend lekker!
Soms tref ik hem in de winkel en dan knikken we vriendelijk naar elkaar, maar we zijn nog nooit aan elkaar voorgesteld. Steevast schiet mijn hart in een hogere versnelling als ik hem zie. En ‘daar beneden’ blijft een ontmoeting met hem ook nooit onopgemerkt.
Terwijl ik wat sta te mijmeren valt een stuk vuurwerk van hem, van ‘hij van nummer zeven’, per ongeluk om, waardoor de felle vuurballen op mij lijken te worden afgevuurd. Ze knallen met geweld tegen mijn ramen en instinctief duik ik, een gilletje slakend, ineen. Nog een zestal knallen later is het al achter de rug. Met mijn hart kloppend in mijn keel sta ik op en zie hoe hij mijn tuinpad op komt lopen.

“Sorry!” hoor ik hem roepen.
Snel open ik de tuindeur en laat hem, terwijl het lawaai van buiten nu minstens dubbel zo luid mijn woonkamer in dendert, binnen.
“Hoi…”
Meer weet ik even niet te zeggen.
“Het spijt me echt. Ik hoop niet dat je heel erg geschrokken bent… en een eventuele schade zal ik vergoeden hoor.”
“Schade…?”
Hij kijkt me best wel streng aan en mijn knieën vertonen terstond de stijfheid van geleergelei.
“Dat vuurwerk kan best wat schade aan jullie huis aangericht hebben. Morgenochtend, bij daglicht, moeten we het maar even samen bekijken.”
“Oh, zo bedoel je,” weet ik uit te brengen. Toch al bijna een volzin, denk ik bij mijzelf.
“Oh, uh… Martin. De beste wensen nog,” hoor ik hem zeggen, terwijl hij zijn hand uitsteekt.
Nu weet je toch nog hoe hij heet, jubelt het in mijn hoofd.
“Francesca. Ja, jij ook de beste wensen,” zeg ik terug, terwijl ik vurig hoop dat mijn trillende hand hem niet op is gevallen èn dat mannetje boven door alle lawaai heen blijft slapen.
“Dank je,” zegt hij lachend naar mij. De gelei-factor in mijn knieën neemt opeens kwadratisch toe. “Als je het niet erg vindt, ga ik nog even wat afsteken,” hoor ik hem zeggen.
Dan draait hij zich om, om weer naar de tuindeur te lopen.
“Owh… eeuuh, wordt er niet meer gezoend bij de nieuwjaarswensen,” flap ik er pardoes uit.
Terwijl het schaamrood mij naar mijn kaken stijgt, draait hij zich om en kijkt mij heugelijk verbaasd en tegelijkertijd indringend aan.
Dat was het! Einde kracht in de knieën! Als een slappe vaatdoek zijg ik richting beukenhouten parket. In een oogwenk hang ik in zijn armen, met nog meer schaamrood op de wangen dan een kreeft in een snelkookpan. Zijn blik is razend snel omgeslagen in heuse bezorgdheid.
“Ho, ho, geen rare dingen doen nu hè? Het nieuwe jaar is nog maar net begonnen.”
Met mijn: “Toch iets te veel wijn gesnoept, denk ik,” probeer ik hem gerust te stellen.
“Kan ik wat voor je doen, Francesca?”
Oh ja! De kleren van mijn lijf rukken en mij vervolgens het nieuwe jaar in neuken, denk ik spontaan.
Ik houd echter mijn mond en gebruik datzelfde lichaamsdeel om hem verder spreken te beletten. Mijn tong druk ik met kracht tussen zijn lippen door. Zodra onze tongen kennismaken hoor ik jingle bells nagalmen in mijn hoofd. Hij slaat een arm om mij heen en drukt mijn lijf strak tegen het zijne aan. Opnieuw verliezen mijn benen de kracht om mij overeind te houden. Hij merkt het en sleept mijn lichaam een paar passen met zich mee, om mij vervolgens op de bank te laten zakken. Ik sla mijn beide armen om zijn nek, zodat hij wel mee moeten bewegen. Al zoenend belanden we op de ruime driezitter.
“Neuk me! Alsjeblieft, neuk me! Ik heb het nodig!” sis ik in zijn oor.
Ik laat hem los en meteen gaan mijn handen op zoek naar de riem die hij ongetwijfeld om zijn jeans heeft zitten.
“Ho! Wacht!” hoor ik hem probéren te zeggen, terwijl mijn mond nog aan de zijne plakt.
Wachten komt even niet in mijn woordenboek voor kerel, galmt het door mijn hoofd, gevolgd door: je bent nu mooi van mij. Mijn handen hebben succes en vinden zijn riem. Seconden later is die los en een tel daarna ook de bovenste knoop van zijn broek. Het volgende moment sjeest de rits al naar beneden en ongeduldig duw in de spijkerstof over zijn heupen. Met trillende handen, maar nu van opwinding, wil ik op zoek naar zijn harde pik, die achter de stof van zijn boxershort verstopt moet zitten.

“Nee, wacht nou,” sist hij duidelijk verstaanbaar nu. Maar ik wil van geen wachten weten. In het meer-dan-schemer-donker trek ik zijn onderbroek van zijn kont, worstel mijzelf omlaag, zodat mijn mond bij zijn mannelijkheid uitkomt, en ik die kloppende roede in mijn smachtende mond kan nemen. Ik open bereidwillig, ondertussen ook zo geil als boter, mijn mond en neem als het ware een hap.
“Niet…” hoor ik nog nèt uit zijn mond komen, voor een metalen stangetje van zijn peniskooitje mijn hoektand verbrijzelt. Wat een feest weer!
Toch ‘jammer’ dat ik voor het nieuwe jaar besloten had een zorgpolis zonder tandheelkunde en mèt maximaal eigen risico te nemen.

Thewa

© Thislexy, 2015.