maandag 22 februari 2016

Het sneeuwwezentje.

Droogjes zegt de ambulance verpleegkundige die naast mij staat: “Amputatie. Ik zie geen andere oplossing.”
Het eerste woord van zijn zin dringt maar langzaam tot mijn nog steeds benevelde brein door.
Een agent, die aan de andere kant van mij staat, slaat van quasi schrik zijn hand voor zijn mond.
“Dat kun je niet menen?” proest hij het uit vanachter zijn hand die in een warme zwarte handschoen is gehuld.
“Jeemig, man! Hoor je wat hij zegt?” tettert de agent vervolgens in mijn oor.
“Hmmm,” is het enige wat ik uit kan brengen. Ik durf mijn mond maar nauwelijks te openen.
Bang dat als ik hem wijder open mijn volledige, sterk alcoholische, maaginhoud spontaan de frisse lucht opzoekt.
“Hij is nog te kachel om te beseffen wat er met hem aan de hand is,” zegt de agent tegen de verpleegkundige.
Lachend antwoordt deze: “Eén voordeel, extra anesthesie heeft hij niet nodig.”
Anesthesie… Nòg zo’n woord dat ik wel ken, maar nu zegt het mij even niets. Ook weet ik niet zo goed meer wáár ik ben, noch hoe ik hier gekomen ben. Wie heeft me eigenlijk deze jas van zilverfolie gegeven?
In mijn door alcoholdampen versluierde gedachten dwaalt iets bijzonders. Een lief, klein, beminnelijk, wit wezentje. Volgens mij ben ik haar eerder op de avond ergens tegengekomen.
Jááá… Nu begint het me weer te dagen. Dat was nadat ik vriendelijk doch dringend werd verzocht café Het Stoepje te verlaten. Twee sterke mannen hebben mij nog geholpen de uitgang te vinden, wat héél beleefd van hen was, maar het stond in schril contrast met de verwensingen die ik vervolgens verbaal om mijn oren kreeg. Ik weet nog dat het buiten sneeuwde. De frisse lucht deed mij goed.
Ik weet óók nog dat ik, nadat ik genoeg frisheid had gevoeld, besloot om weer op te warmen bij mijn gezellige vrienden in café Naar De Kerk.

Plotseling stond ze daar. Haar witte verschijning… zo sereen. Haar ogen, zó lief! Ze oefenden een enorme aantrekkingskracht op mij uit. Terwijl de sneeuwvlokken om mijn hoofd dansten volgde ik haar zoete stem en verdrinkbare ogen. Met haar kleine tengere lijf liet zij geeneens voetstappen in de sneeuw achter. Ondanks haar fragiele voorkomen had ze het warm, zei ze. Onder het lopen trok zij het ene kledingstuk na het andere uit. Van pure euforie deed ik haar na. Mijn muts, sjaal, jas, trui en T-shirt vormden al snel een Hans-en-Grietje-spoor achter mij. De sneeuw en de koude buitenlucht tintelden op mijn huid en lieten mijn tepels stijf worden. Het wezentje schaterlachte toen zij mij verbaasd in mijn eigen tepels zag knijpen.
“Hoe heet je eigenlijk?” vroeg ik het naakte vrouwenlichaam dat voor mij uit boven de sneeuw zweefde.
“Kom… Kom met mij mee,” was het enige antwoord dat ik kreeg.
“Maar… Waar gaan we naartoe-hoe dan?” wilde ik graag weten.
“Kom… Kom met mij mee,” fluisterde ze weer met haar ijle stemgeluid.
Samen gingen we voort door de verse sneeuw en kwamen bij het kerkplein aan. Ik weet het nog goed, want de kerkklok sloeg één keer. De onophoudelijk vallende sneeuw verhinderde dat ik op de torenklok kon zien hoe laat het was. Half twaalf, half één, één uur, half twee? Nog later?
Ach, eigenlijk interesseerde me de tijd ook helemaal geen bal.
Het enige dat mijn aandacht had was dat witte wezentje, dat sneeuwwezentje dat voor mij uit zweefde. Ze lonkte mij met haar goddelijke jonge uitstraling en betoverende stemmetje.
We kwamen bij het bankje naast de kunstzinnig vormgegeven gietijzeren kerkhof-poort terecht.
Met haar armen gebaarde zij dat ik op het besneeuwde stadsmeubel moest gaan zitten. Dat was een welkome adempauze voor mij en de perfecte gelegenheid om mijn laarzen, sokken, broek en onderbroek uit te trekken. Even later zat ik naakt op het bankje te genieten van mijn nieuwe vriendinnetje. Zij deed het ene opwindende dansje na het andere, vlàk voor mij. Ik voelde mij enorm verliefd op haar worden en wilde graag de liefde met haar bedrijven. Telkens als zij dichterbij kwam probeerde ik haar in mijn armen te nemen. Maar ze was zó licht en zó fragiel dat ik haar tot mijn grote verdriet niet eens kon beetpakken. Ik kon wel huilen. Zij zag het vurige verlangen in mijn betraande ogen.
“Kom… Kom met mij mee,” zei zij opnieuw met haar honingzoete stem. Ik stond op en volgde haar een paar passen. Ze wees mij de sierlijke poort van het kerkhof aan. Vloeiende halve cirkels van gietijzer vormen daarin hemelse wolkenpatronen. Aan het uiteinde van zo’n cirkel zit een metalen krul, die een bijna perfect kokertje vormt. Mijn lieve sneeuwwezentje bewoog zich dwars door het hekwerk heen, draaide zich om en kwam terug zweven. Met haar benen gespreid ging zij over dat kokertje zitten en nodigde mij uit om haar te beminnen. Pielemans was echter niet in de beste staat van doen. De kou, de drank, het maakte het er niet gemakkelijker op om hem overeind te krijgen.
Ik weet nog dat ik een flinke klodder warm speeksel in mijn hand spuugde en daarmee pielemans beetpakte. Na de nodige massage stak hij eindelijk zijn kop weer een beetje op. Mijn lieve sneeuwwezentje zat vermakelijk te kijken hoe ik dat allemaal voor elkaar kreeg.
Ze spreidde haar benen toen ik dichterbij kwam zodat ik haar gemakkelijker kon binnendringen.
De eerste aanraking van pielemans met het bevroren ijzer van het hek deed mij naar adem snakken. Krachtig stootte ik toch door tot ik helemaal in haar zat. Een paar tellen genoot ik volop van deze nieuwe sensatie. Vervolgens bewoog ik mijn billen naar achteren om haar daarna nog een keer helemaal met pielemans te willen vullen. Maar pielemans kwam niet mee naar achteren, die vond het blijkbaar veel te fijn daarbinnen in zijn ijskoude gietijzeren omhulsel. Vaag herinner ik mij nog dat het woord ‘hellup’ een paar keer tussen de zerken op het kerkhof galmde...

“D’r is ook geen gein meer aan eigenlijk, nu hij niet op mijn zogenaamde amputatie-redding reageert.”
De schaterlach van de agent volgend op de stem van de ambulance verpleegkundige haalt mij uit mijn wazige overpeinzingen. De mannelijke Florence Nightingale zegt dan hoorbaar teleurgesteld: “Nou weet je… Ik haal wel even een paar bekers met warm water, dan zal ‘ie zo wel loskomen.”



© Thislexy, 2016.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten