donderdag 26 mei 2016

Weekendje Brugge. Thewa # 11, Strand - Jurk - Verdriet

De zon schijnt regelmatig tussen de bewolking door, de vogels fluiten -vermoed ik- en onder mij snort de four-cylinder sonoor met drieduizend omwentelingen per minuut. Walcheren, ik ken het alleen van VVV foldertjes, is mooier dan ik had verwacht. Vanaf de dijk langs de kust heb ik een prachtig uitzicht op de zee aan de ene kant en aan de andere kant over de landerijen die in 1953 werden getroffen door die verschrikkelijke watersnoodramp. Pas laat in de middag wil ik in het Belgische Brugge zijn, waar ik een hotelkamer heb gereserveerd. Ja, deze jongen heeft een weekend voor zichzelf geregeld, op de motor. Lekker een paar dagen alleen.

Op een kruising in Domburg trekt een wegwijzer met de plaatsnaam Zoutelande mijn aandacht.
Ik vraag mij af of die naam vóór de ramp al bestond en besluit gewoon die kant op te rijden.
Eens kijken of het allemaal ‘nieuwbouw’ is wat daar staat. Eerst moet ik nog door Aagtekerke,
maar dat kost niet meer dan een minuut, zo klein is dit dorpje. Dan, als ik nèt de Koekoeksweg op gereden ben, maakt mijn motor plots een raar geluid, begint te horten en te stoten en slaat pardoes af. Snel trek ik de koppelingshandle in en kan de motor uit laten rijden tot aan een verharding in de berm die naar een naastgelegen weiland leidt.
Snel controleer ik mijn motor. Benzine moet ik nog zat hebben. Heb vanochtend nog getankt, vlakbij Vierpolders. Stroom heb ik ook nog want mijn verlichting brandt en de startmotor draait zijn rondjes als ik de startknop indruk. Toch wil mijn trouwe tweewieler niet tot leven komen. Het is voor het eerst dat ik met motorpech ergens strand. Eerst de Wegenwacht maar eens bellen. Lang leve de GSM. Een vriendelijke telefoon-mevrouw zet mijn melding in het Wegenwacht pechhulp systeem maar moet mij tevens waarschuwen voor een lange wachttijd. Met een ‘er zit niks anders op’ en een bedankje sluit ik het gesprek af. Het wachten wil ik veraangenamen door te genieten van waar ik ben. Achter mij, op het weiland, komt op dat moment een trekker tot stilstand. Een ranke Zeeuwse blondine met een gezonde blos op haar wangen klimt de cabine uit en loopt naar het hek.
“Ik wou er graag even langs,” zegt zij, terwijl zij het hek opent.
Ik steek mijn duim in de lucht, neem het motorstuur in mijn handen en duw de motor aan de kant. Ondertussen is de blondine weer in de cabine geklommen en rijdt de trekker tot net buiten het hek.
“Zal ik het hek voor je dichtdoen?!” roep ik in een poging het geluid van de trekker te overstemmen en om tevens te voorkomen dat zij nog een keer de trekker uit moet klauteren, het hek dicht moet doen en dan weer de trekker in moet klimmen. Tot mijn verbazing zet zij de motor van de trekker af. Terwijl ik mij opnieuw van de weldadige stilte om ons heen gewaar word, constateer dat de vogeltjes inderdaad fluiten, komt zij opnieuw uit de cabine en gaat naast mij staan.
“Kun je je motor niet beter daar neerzetten?” zegt zij, terwijl zij met haar arm naar een boerenerf aan de overkant van de weg wijst.
“Ik zou het zo doen,” antwoord ik, “maar hij start niet meer.”
“Heb je de Wegenwacht al gebeld?” vraagt ze. Ik knik.
“Gaat nog wel even duren, zeiden ze,” vul ik aan.
Er verschijnt een lach om haar mond om van te smelten.
“Jij lust vast wel een biertje?” zegt ze.
Vragend kijk ik haar aan.
“Neem de motor maar mee,” klinkt het nog voor ze haar trekker weer in klimt, hem start, de straat oversteekt en het boerenerf oprijdt. Het is tamelijk uitgestorven op de Koekoeksweg, dus zonder problemen weet ik mijn motor naar de overkant te duwen.
“Start hem nog eens,” zegt zij, als ik weer naast haar sta.
Schouderophalend draai ik het contactslot om en druk de startknop in. Het klinkt wel alsof de viercilinder wil starten, maar er nèt de puf niet voor heeft.
“Klinkt alsof ‘ie geen benzine krijgt,” is haar vermoeden, “wacht even.”
Met een ferme pas loopt ze een grote schuur in om even later met een gereedschapskist terug te komen. Ze gaat op haar kont op de grond zitten en pakt wat gereedschap erbij. Even later houdt zij het kleine glazen benzinefilter in haar hand en schudt haar hoofd.
“Verstopt zo te zien,” luidt het oordeel.
Ik ga door mijn knieën en kom naast haar zitten. Samen kijken we naar een troebele inhoud van het benzinefilter.
“Start hem nog eens,” vraagt zij, terwijl zij de uiteinden van de benzineslangetjes die op het filter aangesloten zaten met de openingen tegen elkaar drukt. Nog even lijkt de motor niet te willen starten maar komt dan toch met een rauwe brul weer tot leven. Triomfantelijk kijkt zij mij aan en ik steek opnieuw mijn duim in de lucht waarna ik de motor het zwijgen weer opleg.
“Ik zet ze even aan elkaar,” zegt zij, duidend op beide slangetjes, “dan kan je voorlopig weer verder.”

* * *
De wegenwacht is afgebeld. Het biertje heb ik afgeslagen. Hete koffie staat in twee mokken op tafel, op een snijplankje liggen vier dikke plakken koek. De motorkleding die ik over mijn gewone kloffie draag, hangt over een van de eettafelstoelen. Mijn redster-in-de-nood, die naar de on-zeeuwse naam Melanie luistert, heeft in de tussentijd kans gezien haar werkkleding te verruilen voor een veel vrouwelijker tenue in de vorm van een heuse zomerjurk. Als zij de woonkeuken weer instapt kan ik mijn bewondering voor haar uiterlijk nauwelijks verbergen. Zo slecht zelfs dat het haar opvalt.
Een ontwapenende glimlach onder een stel ondeugend kijkende ogen vallen mij ten deel. Zij gaat tegenover mij aan tafel zitten en pakt haar mok. Terwijl zij mij blijft aankijken neemt ze voorzichtig een eerste slok.
“Doe je dat wel vaker, gestrande motorrijders weer op weg helpen?” zeg ik, in een poging een gesprek te beginnen.
Melanie lacht haar tanden bloot en gooit haar hoofd daarbij eventjes iets naar achteren.
“Alleen als ze mij zo op het oog wel bevallen.”
“Ik ben vereerd,” zeg ik met een lach.
“Maar dat is niet de enige reden hoor,” vult zij aan.
Ik trek verbaasd mijn wenkbrauwen op.
Meteen daarop zegt zij: “Ik heb een beetje een motorrijder-fetisj. Helemaal als ze tattoos hebben.
Heb jij ook tattoos?”
Ik denk dat zij een grapje maakt, maar als ik naar waarheid vertel dat ik inderdaad verschillende tatoeages heb zet zij haar mok met een klap op tafel, staat op, loopt om de tafel heen en komt voor mij staan.
“Echt? Mag ik ze zien?”
Ik twijfel even. De jonge dame die voor mij staat ziet er uit om op te eten. Ik zal mijn T-shirt uit moeten trekken om de tatoeages goed te kunnen laten zien. Maar ergens voelt het niet goed, al kan ik nog niet helemaal duiden waarom niet.
“Aaah, toe nou,” zegt ze met een gespeeld pruillipje, “dan mag jij mijn poesje zien.”
Ook nu maakt zij geen grapje, want zij tilt de zoom van haar jurk op en toont mij zonder enige gêne haar blote poes. Mijn pik mag dan net als ik 50+ zijn, toch blijft hij hier niet onberoerd onder.
Zittend probeer ik mijn T-shirt over mijn hoofd uit te trekken terwijl ik haar zo lang mogelijk strak aan blijf kijken.
“Oh, die is gaaf,” zegt Melanie meteen als de tatoeage van een adelaar op mijn borstkas zichtbaar wordt. Lenig als zij is legt zij haar ene onderbeen op de keukentafel en duwt korte tijd haar onderlijf tegen mijn borst, zodanig dat haar kutje precies bij de snavel van de adelaar uitkomt. De warmte straalt gewoon uit haar kutje en het geil glinstert al tussen haar schaamlippen.
“Oh, kon dat snaveltje maar even in mijn grotje komen drinken van mijn lekkere geil,” zegt zij hees.
Achter de rits van mijn gulp is het inmiddels dringen geblazen. Mijn pik zit half kromgebogen zó klem in één van de broekspijpen van mijn shorts dat het hebben van een stijve op dit moment onder de zeer-onprettige-ervaringen geschaard kan worden. De situatie is zowel hilarisch, pijnlijk als bizar.
Een op motorrijders geilende goed gebouwde jonge meid staat met haar natte kutje tegen de grijzende borstkas van een vijftigplusser aan te rijden die met een pijnlijk stijve pik in zijn broek niets liever zou doen dan nu het hazenpad kiezen. Alles voelt fout. Het leeftijdsverschil, haar overdreven hitsigheid, de narigheid met het thuisfront als dit op seks uit zou draaien en ooit uit zo komen.
Abrupt duw ik mijn stoel naar achteren, sta op, grijp achter de broeksrand langs mijn pik beet en zorg dat die weer normaal ‘adem kan halen’. Dan sjees ik mijn T-shirt weer over mijn hoofd, grijp mijn motorspullen bij elkaar en stier de woonkeuken uit. In mijn haast duw ik Melanie omver die met een gilletje achterover valt en op haar bevallige kontje op de plavuizengrond terecht komt.
“Bedankt voor de koffie!” roep ik nog half beleefd voordat ik het erf op loop, naar mijn motor toe.
In luttele seconden heb ik mijn motorjack aan, prop ik mijn motorbroek onder mijn jack, zet mijn helm op, start de motor en maak dat ik wegkom. Een woedende Melanie staat in de deuropening en verwenst mij alles wat niet heilig is. Het enige verstaanbare dat ik meekrijg is: “Rot ook maar op, stuk verdriet!” Een paar kilometer verderop stop ik even en neem de tijd om mijn kleding fatsoenlijk aan te trekken zodat ik de resterende kilometers naar Brugge veilig en droog over kom.

* * *

’s Avonds na het eten ben ik het hele voorval al haast weer vergeten en zoek een beetje vertier in het Brugse uitgaansleven. In een achterafstraatje kom ik langs een barretje waar uitsluitend dames de bediening doen en dat ook nog eens oben-ohne. Een Belgisch biertje gaat er altijd wel in, zeker als dat door niet onaardige Belgische schonen wordt geserveerd bedenk ik mij. De uitsmijter laat mij zonder problemen naar binnen, waar ik in het schemerdonker door een half blote, mooi opgemaakte, jonge meid wordt opgewacht met de vraag: “Hallo, mijn naam is Melanie. Jij lust vast wel een biertje?”


4 opmerkingen:

  1. Leuk verhaal! Ook erg verrassend, het gebruik van de verplichte woorden. Ik heb met veel plezier gelezen.

    Nonna

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Oh Lex, jij weet me iedere keer weer te verrassen. Wat een geweldige wijze om de drie woorden te gebruiken, en de twist op het eind is ook heerlijk!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Dank je wel Antoinette.

    Groeten,
    Lex.

    BeantwoordenVerwijderen